YOUR LOGO GOES HERE

Bureaucratie in de advocatuur?


  

  Home

  Dossiers

  Links

  

  

 

Advocaten en particuliere onderzoekers

Heksen in toga aflevering 10

Het is inmiddels al weer ruim 2 jaar geleden dat de speciale aflevering van het Advocatenblad met de titel “Advocatuur op drift?” verscheen. Niet alle in die aflevering verschenen artikelen zullen hier worden besproken. Eén artikel dat tot nu toe niet te sprake is geweest, mag echter niet onbesproken blijven.

Het betreft hier een artikel met de titel ¨Ik voel voor een stevig bar-exam¨. Het gaat hier om een interview met Mr. Johan van Stempvoort, werkzaam op een kantoor van ca. 30 advocaten en destijds deken te Groningen.

Ven Stempvoort zegt dat er hooguit enkele honderden advocaten zijn die nooit procederen maar wel prima adviezen schrijven en vraagt zich af of zij daarom hun privileges moeten inleveren. Hier doelt hij op de denkfout die al eerder ter sprake is geweest en waarin ook de "gezaghebbende deskundige" Nick Huls zich verslikt: het idee dat "privileges" als het verschoningsrecht en de geheimhoudingsplicht direct in verband zouden staan met het procederen in die zin dat een advocaat die procedeert deze "privileges" zou moeten hebben en een advocaat die adviseert niet. Waar het om gaat is dat de advocaat voor de cliënt een vertrouwenspersoon moet zijn, d.w.z, de cliënt moet de advocaat geheimen kunnen toevertrouwen zonder het risico te lopen dat deze geheimen via de advocaat bekend worden aan derden. Niet valt in te zien waarom dit bij een advocaat die procedeert anders zou moeten zijn dan bij een advocaat die alleen adviseert. Er zou nog wel iets te zeggen zijn voor het idee dat advocaten die in strafzaken optreden deze "privileges" moeten hebben en advocaten die niet in strafzaken optreden niet, maar dat is niet wat "gezaghebbende deskundigen" als Nick Huls beogen.

Voor de duidelijkheid: geheimhoudingsplicht en verschoningsrecht zijn geen privileges. De geheimhoudingsplicht is geen privilege maar een verplichting van de advocaat. Deze verplichting is er ten behoeve van de cliënt en niet ten behoeve van de advocaat. Het verschoningsrecht is een recht dat uitsluitend ten doel heeft de advocaat in staat te stellen de geheimhoudingsplicht na te komen en is dus evenmin een privilege.

Van Stempvoort zegt vaker geschrokken te zijn van het kwaliteitsniveau. Slecht taalgebruik, alles schots en scheef, dat geldt ook voor de correspondentie en dan is het ook warrig in het hoofd van de advocaat, aldus van Stempvoort, kortom, met de advocatuur is het slecht gesteld.

Wat moeten wij hiervan denken? Gaat het hier om advocaten die laag in de pikorde staan? Wij hebben nu eenmaal te maken met een Orde van advocaten die bijeenkomsten organiseert waar de deelnemende advocaten te horen krijgen dat rechters vinden dat zij slecht werk leveren en dat er wat zwaait als daar niet snel verandering in komt en tot voor kort hadden wij een landelijk deken die onrust zaait bij burgers, advocaten en politiek door in alle media te verkondigen dat er zeker 200 foute advocaten zijn en het ook bestaat om in het openbaar te verkondigen dat een cliënt van een concullega, waarvan een procedure nog loopt "in een cel hoort".

Moet de hiervoor aangehaalde passage van van Stempvoort ook in deze zin worden gezien? Niet helemaal. De "foute advocaten" waar Unger het over had kunnen regelrechte criminelen zijn, maar het kunnen ook advocaten zijn die zich kritisch uitlaten over de bureaucratisering van de Orde van advocaten, en alles er tussenin natuurlijk. Daarnaast kunnen het natuurlijk ook advocaten zijn die gewoon laag in de pikorde (de pikorde van de dierentuin van van de Klashorst? staan. Gevolg is dat de uitlatingen van Unger in brede kringen onrust kunnen veroorzaken. Ook de uitlatingen over rechters die vinden dat advocaten slecht werk leveren e.d., waarmee wij te pas en te onpas om de oren worden geslagen, zijn dermate weinig concreet, dat wij er weinig mee kunnen beginnen. De uitlatingen van van Stempvoort in dit artikel zijn concreter: advocaten die correspondentie en processtukken produceren waarbij het taalgebruik behoorlijk is en waarbij niet alles schots en scheef staat, hoeven zich hierdoor niet aangesproken te voelen.

Op de vraag van de verslaggever wat daaraan gedaan kan worden zegt van Stempvoort dat hij de zestien punten die je met cursussen moet verdienen een "lachertje" vindt.

Als een advocaat door deel te nemen aan een lustrumconcres waar de deelnemers deel kunnen nemen aan elektronische stemmingen over vragen als “Mag de kwaliteit van rechtsbijstand afhankelijk van het tarief zijn?” en “Heeft een burger die een eigen bijdrage in plaats van het volle tarief betaalt recht op een even goede rechtsbijstand?” zes gratis opleidingspunten kan verdienen wordt het inderdaad een “lachertje” maar dat bedoelt van Stempvoort waarschijnlijk niet.

Volgens van Stempvoort kun je de helft daarvan verdienen met cursussen over niet juridische onderwerpen, zoals een cursus over kantoorinrichting, maar hij noemt geen naam van een instituut waar een advocaat met een cursus over kantoorinrichting 8 opleidingspunten kan verdienen.

Hoe dan ook, met zes gratis opleidingspunten van het lustrumcongres en acht voor een cursus over kantoorinrichting zijn het 14 punten, dus nog 2 punten over een juridisch onderwerp erbij en de 16 punten zijn gehaald. Inderdaad, een lachertje.

Van Stempvoort voelt voor een stevige peer review en een bar-exam naar Amerikaans voorbeeld met interconcullegiale toetsing.

Het gaat hier de kant op van wat wij zie bij de particuliere recherchebureaus. Zo bepaalt artikel 10 van de Regeling particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. dat een recherchebureau uitsluitend een persoon belast met recherchewerkzaamheden indien deze in het bezit is van een op zijn naam gesteld diploma particulier onderzoeker van de Stichting Vakexamens voor de Particuliere Beveiligingsorganisaties en de Stichting Ecabo. Deze verplichting geldt niet alleen voor nieuwe particuliere onderzoekers maar ook voor particuliere onderzoekers die al lang voor de invoering van dit artikel als zodanig werkzaam waren. Uitgezonderd zijn personen die geboren zijn voor 1 april 1944 (geen aprilmop). Om een dergelijk diploma te kunnen halen moet men een stage afleggen. Het komt er op neer dat ook particuliere onderzoekers die al jaren als zodanig werkzaam zijn op straffe van verlies van hun vergunning een stage moeten afleggen bij een concullega, waarbij praktijk is dat het voor particuliere onderzoekers die geen politieachtergrond hebben erg moeilijk is om een concullega te vinden bij wie zij een dergelijke stage kunnen afleggen met alle gevolgen van dien, waaronder een soort monopoliepositie van recherchebureaus met een politieachtergrond. Wij moeten er niet aan denken dat het met de advocatuur ook die kant op zou gaan. Misschien moeten wij hieruit wel concluderen dat wij met de Orde van advocaten toch nog beter af zijn dan het geval was als het ministerie van justitie dit soort zaken ook voor advocaten zou gaan regelen, al moeten wij daar ook maar niet al te hard op vertrouwen.

De aflevering bevat op bladzijde 603 ook een artikel van Frans Ohm, directeur van de Raad voor Rechtsbijstand te Amsterdam Zie ook Discussie over audit in Advocatenblad 2. Hij spreekt over een voortgezette stage en het lidmaatschap van een specialisatievereniging als inschrijvingsvoorwaade bij de Raad voor Rechtsbijstand, waarbij in aanmerking moet worden genomen dat niet zomaar iedereen of iedere advocaat als lid van een dergelijke specialisatievereniging wordt toegelaten. Dit gaat al aardig de kant op van de hiervoor geschetste situatie bij de particuliere recherchebureaus.

Terug naar het artikel van van Stempvoort. Zoals vaker zit het venijn hier in de staart. Van Stempvoort vindt dat als een advocaat de fout in gaat de Raad van Discipline lankmoedig reageert en dat ze in plaats van waarschuwingen en berispingen vaker schorsingen zouden moeten uitspreken. Ga maar eens een maandje thuis zitten, aldus van Stempvoort. Aan wat voor soort vergrijpen hij hierbij denkt zegt hij er niet bij. Ook motiveert hij niet waarom hij vindt dat iemand "maar eens een maandje thuis" moet zitten, waarmee hij de indruk wekt dat hij tuchtrechtelijke straffen als doel ziet in plaats van als middel om misslagen te beteugelen. Hoe dan ook, hij wordt op zijn wenken bediend, zoals blijkt uit de schorsing van Mr. Prem Radhakishun. Ook vindt hij dat er in de Raden van Discipline een vertegenwoordiger van de consument zou moeten zitten. Moeten wij hierbij denken aan iemand van de Consumentenbond?

Wij besluiten deze serie met een citaat uit onverdachte hoek, namelijk uit de rubriek Tip van de dag van de website Courtwatch van Paul Ruijs. Zie ook Unger rechts ingehaald. Waarom is dit uit onverdachte hoek? Omdat onweersproken duidelijk is dat deze website zich consequent negatief opstelt tegenover de advocaten:

"Mijdt de Consumentenbond. Ze weten er niets van en spelen met advocaten onder één hoedje. Ze hebben in 50 jaar nog nooit één kritisch onderzoek naar advocaten gedaan." Misschien spelen zij wel onder een hoedje met de advocaten die willen dat vertegenwoordigers van de Consumentenbond in de Raad van Discipline moeten worden opgenomen.

3 oktober 2007

update 9 oktober 2007