Bureaucratie in de advocatuur?


  

  Home

  Dossiers

  Links

  

 

  

 

 

De advocaat bij het gehoor bij de vreemdelingenbewaring 2

Foute vreemdelingenrechtadvocaten aflevering 4

Hoe dan ook, de rechtbank oordeelt - in de hiervoor besproken uitspraak - dat de afwezigheid van een advocaat bij het gehoor – voorzover dat aan de politie ligt, dus niet indien het aan de rechtzoekende of de advocaat ligt – een schending is van het recht op rechtsbijstand, maar verbindt daaraan nog niet de conclusie dat de rechtzoekende daarom moet worden vrijgelaten. Uit de uitspraak zou kunnen worden afgeleid dat dat anders wordt als er nog een ander gebrek bij komt.

Uit de uitspraak zou ook kunnen worden afgeleid dat de rechtbank van oordeel is dat het niet aanwezig zijn van een advocaat bij het gehoor weliswaar een schending van het recht op rechtsbijstand oplevert, maar slechts een zeer kleine schending van dat recht omdat de aanwezigheid van een advocaat bij het gehoor geen of nagenoeg geen toegevoegde waarde heeft. Een voorbeeld van iets wat aanzienlijk meer toegevoegde waarde zou hebben is als de advocaat, nadat beroep is ingesteld – of de rechtbank de bewaring op grond van een kennisgeving gaat beoordelen – de mogelijkheid zou hebben om voorafgaand aan de terechtzitting de stukken die van de IND moeten komen met de cliënt te bespreken. Hier komt in de praktijk weinig van terecht omdat de stukken van de IND vaak zeer kort voor de terechtzitting komen en de advocaat, om de inhoud daarvan met de cliënt te bespreken, de cliënt in de inrichting waar hij of zij verblijft moet bezoeken, wat vaak een hele onderneming is die in veel gevallen niet even snel tussendoor kan worden geregeld.

Dat de advocaat de stukken van de IND vaak zeer kort voor de terechtzitting ontvangt, is dus een aanzienlijk grotere belemmering voor het recht op rechtsbijstand dan de omstandigheid dat de advocaat niet bij het gehoor bij de inbewaringstelling aanwezig is geweest, ook als de oorzaak van dat laatste bij de politie ligt.

Hieruit zou kunnen worden afgeleid dat mogelijkerwijs op de terechtzitting een beroep op het feit dat de advocaat de stukken van de IND in een zeer laat stadium heeft ontvangen en daardoor – in samenhang met de omstandigheid dat de rechtzoekende is gedetineerd op een plaats die met zich meebrengt dat het voor de advocaat een hele onderneming is de cliënt te bezoeken - het recht op rechtsbijstand is geschonden en op die grond de rechtzoekende moet worden vrijgelaten, een kans van slagen zou kunnen hebben. Of het idee dat de aanwezigheid van een advocaat bij het gehoor weinig of geen toegevoegde waarde heeft en de afwezigheid van de advocaat daarbij daarom slechts een kleine schending van het recht op rechtsbijstand oplevert, deel uitmaakt van de gedachtegang die tot de eerder besproken uitspraak heeft geleid, moet sterk worden betwijfeld. Daarom moeten wij er ook niet al te hard op rekenen dat een beroep op schending van het recht op rechtsbijstand doordat de advocaat de stukken van de IND pas zeer laat heeft ontvangen, daadwerkelijk op deze grond zal slagen.

Hoe dan ook: dat de politie zo graag wil dat er bij het gehoor een advocaat aanwezig is kan niet los gezien worden van de omstandigheid dat de advocaat bij het gehoor nauwelijks toegevoegde waarde heeft, evenzoals het feit dat, zoals veel breder bekend is, de politie niet wil dat er een advocaat bij strafrechtelijke politieverhoren van een verdachte een advocaat aanwezig is, niet los gezien kan worden met de omstandigheid dat de aanwezigheid van een advocaat bij dergelijke verhoren wel een belangrijke toegevoegde waarde kan hebben.

Overigens past de advocaat die bij een dergelijk gehoor de cliënt voor het eerst ziet en zich temidden van politiemensen bevindt terwijl de cliënt wordt binnengevoerd, perfect in het beeld van de vreemdelingenrechtadvocaat die wordt misbruikt om, ten behoeve van de overheid, de manier waarop asielzoekers worden behandeld te legitimeren, door de schijn te wekken dat de asielzoeker een eerlijke berechting gehad. Er is immers een advocaat bij aanwezig is geweest. Hierin past ook het volgende:

  1. Een advocaat die naar het politiebureau gaat om aanwezig te zijn bij een gehoor terzake van een inbewaringstelling, hoeft niet in de wachtkamer te wachten. De advocaat weet ongeveer hoe laat de inbewaringstelling plaats zal vinden. Alleen als de advocaat er voor kiest wat vroeger te komen in de hoop dat dat de mogelijkheden vergroot om de cliënt voorafgaand aan het gehoor nog te spreken, moet de advocaat wel in de wachtkamer wachten en wel gedurende de tijd die de advocaat over dacht te houden om de cliënt voorafgaand aan het gehoor te spreken.

  2. Een advocaat die een rechtzoekende buiten het gehoor om wil spreken moet soms lang in de wachtkamer wachten. Daarbij speelt soms een rol dat er te weinig spreekkamers in het politiebureau zijn en soms alle spreekkamers langdurig bezet zijn. Hieruit blijkt opnieuw dat de mogelijkheid voor een advocaat om een cliënt buiten het gehoor om in het politiebureau te bezoeken, voor de politie een lagere prioriteit heeft dan de aanwezigheid van een advocaat bij het gehoor.

Inmiddels heeft op 23 november 2006 te Eindhoven een bijeenkomst plaatsgevonden waarbij, behalve een aantal advocaten die vreemdelingenbewaringszaken behandelen, ook een politieambtenaar die als hulpofficier van justitie werkzaam is, Frans van Dorp, aanwezig was. Van Dorp stelde in het vooruitzicht dat – bij de vreemdelingenpolitie te Eindhoven - in het vervolg advocaten in de gelegenheid zullen worden gesteld om voorafgaand aan het gehoor terzake van de inbewaringstelling de betrokkene te spreken.

Opmerking verdient dat de opstellers van het rapport, waar het gaat om redenen voor een advocaat om niet naar het gehoor toe te gaan, kennelijk niet op het idee zijn gekomen dat ook het feit dat er naar de rechtzoekende toe hele verkeerde signalen gegeven worden als er daar een advocaat aanwezig is die zich temidden van de politieambtenaren bevindt en die de rechtzoekende bij die gelegenheid voor het eerst ziet, een belangrijke reden kan zijn om niet naar dat gehoor toe te gaan. Dat de opstellers van het rapport kennelijk niet op dat idee zijn gekomen en ook niet op het idee dat een reden om er niet naartoe te gaan misschien ook zou kunnen zijn dat een advocaat gewoon niet misbruikt wil worden als een soort pion om, ten behoeve van de overheid, de schijn op te houden dat de vreemdeling een eerlijke berechting krijgt, wijst er op dat de onderzoekers met een overheidsbril op te werk zijn gegaan en zegt veel over de kwaliteit van het onderzoek dat aan het rapport ten grondslag ligt en, nog belangrijker, over de kwaliteit in het algemeen van de onderzoeken en rapporten waar de Orde van Advocaten zich van bedient om de advocaten steeds meer regels, bureaucratie en administratieve lasten op te leggen. Als de Orde van Advocaten werkelijk zo veel belang hecht aan het belang van de rechtzoekende als de Orde van Advocaten wil doen geloven, zou de Orde van Advocaten, met name in gevallen waarin de belangen van de rechtzoekenden zo strijdig zijn met die van de overheid als hier, die overheidsbril eens moeten afzetten.

Stel dat iemand op het idee zou komen dat, als een verdachte in een strafzaak in verzekering wordt gesteld bij de inverzekeringstelling (niet te verwarren met de politieverhoren, waarbij de aanwezigheid van een advocaat wel degelijk toegevoegde waarde kan hebben), een advocaat aanwezig moet zijn, dat de verdachte de advocaat bij die gelegenheid voor het eerst moet zien, dat de verdachte wordt binnengeleid terwijl de advocaat daar temidden van een aantal politiemensen aanwezig is en dat de advocaat verder niets heeft in te brengen. Iedereen die er iets van begrijpt zou het er toch over eens zijn dat dat een idioot voorstel zou zijn. Waarom vindt idereen die erbij betrokken is, en met name de, links en rechts sneren uitdelende, deskundige opstellers van het rapport, dit dan wel normaal als het gaat om vreemdelingenbewaring?

27 november 2006

update 6 november 2012