Bureaucratie in de advocatuur?


  

  Home

  Dossiers

  Links

  

 

  

 

 

 

Helden of fatsoensrakkers?

Held of zot van de rechtsstaat aflevering 4

Op blad 592, het laatste blad van het artikel in aflevering 14 van het Advocatenblad van 2008, schrijft Eva Maria Staal dat zij verhuizen naar een andere locatie om een sessie bij de wonen met de titel "Beroepsethiek onder druk van commerciële prestatie", waar advocaat Pim de Vos stelt: "Een advocaat moet een dienaar van de rechtsstaat zijn". Hij betreurt de enorme omzetdruk binnen veel praktijken en mijmert over de tijd toen een inbreker zich nog door hem liet bekeren en een andere spreker, Rob Geene, beweer dat de rechtsstaat dood is, aldus het artikel. De term "brommende oude mannen" valt.

Boven dit deel van het artikel staat een foto waarop een groot aantal advocaten rond een tafel afgebeeld zijn. Een deel van de advocaten op de foto, voor wie aan de tafel geen plaats meer is, zit in een soort tweede ring achter de advocaten die aan de tafel zitten. Het komt over of deze foto betrekking heeft op het gezelschap waarin Pim de Vos en Rob Geene zich bevonden. Het is de vraag of het gezelschap op deze foto inderdaad wel datzelfde gezelschap is.

In het gezelschap van de foto werd gepraat over rotte appels en foute advocaten. Deelnemers bespraken hoe "je" de foute advocaten weg kan krijgen. Een van de op de foto afgebeelde advocaten merkte op dat ze iets konden meenemen in de audit (fonetisch ooooh-dit). (bedoeld is de toevoegingsaudit).

Een andere op de foto duidelijk zichtbare advocaat, die kennelijk bij het asielgebeuren op Schiphol betrokken is, vertelde dat ze daar aan intercollegiale toetsing gedaan hadden en via de intercollegiale toetsing hadden zij bereikt dat een aantal foute advocaten uit het asielgebeuren verwijderd waren.

Iemand zei het vreemd te vinden dat cliënten als het om kwaliteit van advocaten ging aan de vrije markt overgeleverd waren. Ook werd gesproken over rechters die vinden dat advocaten slecht werk leveren. Er zouden advocaten zijn die processtukken maken die nergens op lijken, waardoor cliënten benadeeld worden. Op een gegeven moment klonk het woord "dekencursus".

Iemand praatte over interconcullegiale toetsing (het werd intercollegiale toetsing genoemd) in Schotland. Daar moeten advocaten dossiers naar concullega's opsturen teneinde te laten controleren of zij goed werk leveren, zo werd medegedeeld. Degenen die hierover aan het woord kwamen wekten de indruk dat wel mooi te vinden en te vinden dat wij dat hier ook moeten hebben.

Aan de orde kwam ook wat "je" kan doen aan een foute advocaat. Praten werd als mogelijkheid genoemd. Iemand zei dat praten soms niet helpt omdat de foute advocaat toch alleen maar zegt dat het allemaal niet waar is.

Waarom zou een al dan niet foute advocaat gaan zeggen dat "het allemaal niet waar is"? De reden kan natuurlijk zijn dat het inderdaad allemaal niet waar is, maar wat kan zo'n, al dan niet foute, advocaat verder voor redenen hebben om te zeggen dat iets niet waar is als het, geheel of gedeeltelijk, wel waar is? Dat een advocaat zegt dat iets niet waar is zou er op kunnen wijzen dat hij in de verdediging gaat. Misschien vreest hij, terecht of ten onrechte, zich te moeten verantwoorden voor de Raad van Discipline en/of meent hij, terecht of ten onrechte, zich te moeten indekken voor het geval hij zich moet verantwoorden voor de Raad van Discipline. Ook als hij ten onrechte vreest zich te moeten verantwoorden voor de Raad van Discipline en zich daarom moet gaan indekken, dan nog zal het idee dat hij in de verdediging moet, niet zo maar uit de lucht zijn komen vallen. De vraag rijst waar het idee dat die al dan niet foute advocaat in de verdediging moest gaan dan wel vandaan komt.

Iemand gebruikte het woord "stuurbaar" kennelijk om een onderscheid te maken tussen gevallen waarin een dergelijke foute advocaat wel of niet stuurbaar is of waarin praten wel of niet helpt.

Als een foute advocaat niet wilde praten zou artikel 60b kunnen worden toegepast, zo zei iemand. Ook werd gesproken over het benoemen van een rapporteur.

De deelnemers althans sommigen, hadden allemaal iets op hun buik waar hun naam op stond, ook al hing het soms achterstevoren en ook op de tafels stonden soms bordjes met de namen van de deelnemers, maar dat was allemaal niet te lezen. Zo belangrijk is dat overigens niet, want ook als de namen wel te lezen waren geweest, zouden zij in dit artikel niet met naam en toenaam kunnen worden genoemd. Overigens waren sommige mensen die aan het woord kwamen moeilijk te verstaan.

Wat moeten wij hiervan denken? Een ding lijkt duidelijk: met helden van de rechtsstaat heeft dit alles weinig te maken.

7 januari 2009