YOUR LOGO GOES HERE

Bureaucratie in de advocatuur?


  

  Home

  Brochure

  Reageren

  Handleiding

  Links
  

 

  

 



“Zo zijn onze manieren”

Op 12 mei 2005 vond in de Beekse Bergen te Hilvarenbeek een symposium plaats onder de naam “Zo zijn onze manieren”. De naam klinkt misschien wat belerend, met de opgeheven vinger, maar dat past misschien wel een beetje bij de Nederlandse Orde van Advocaten, die het organiseerde.

Aanleiding was de instelling van de Commissie Advocatuur door minister Donner. Daarbij ging het name over het idee dat sommige personen die formeel advocaat zijn eigenlijk helemaal niet meer aan het profiel van de advocaat beantwoorden, bijvoorbeeld omdat zij niet procederen, en dat zij daarom niet het verschoningsrecht zouden moeten hebben dat een advocaat heeft. Het verschoningsrecht houdt in dat een advocaat niet verplicht is als getuige een verklaring bij de rechter af te leggen. Dit verschoningsrecht hangt samen met de geheimhoudingsplicht van een advocaat.

Het symposium werd geleid door Mr. J.N. de Blécourt, lid van de Algemene Raad. Een van de sprekers was Mr. H.E.G. van der Flier. Mr. van der Flier constateerde dat er nu zes maal zo veel advocaten in Nederland zijn als 36 jaar geleden.

Het idee achter plannen van de commissie was dat het verschoningsrecht zou worden misbruikt en dat misschien allerlei personen die zich bezig houden met het adviseren van criminelen e.d. zich als advocaat zouden laten inschrijven om op die manier het verschoningsrecht te krijgen.

Mr. van der Flier wees er op dat de vertrouwelijkheid mogelijkerwijs in gevaar zou kunnen komen als gevolg van de voor de advocaat uit de Wet Melding Ongebruikelijke Transacties (Wet MOT) voortvloeiende verplichtingen.

Mr. van der Flier toonde zich tegenstander van het onderscheid maken naar soorten advocaten zoals onderscheid tussen advocaten die procederen en advocaten die zich met andere activiteiten bezig houden en daarom geen verschoningsrecht zouden moeten hebben.

Mr van der Flier zei ook nog dat het huidige systeem van opleidingspunten zoals dat nu werkt nog slechts een begin zou zijn. Het kan er op wijzen dat ons in de toekomst nog veel verder gaande verplichtingen te wachten zouden kunnen staan.

Mr. van der Flier was van mening dat in grote kantoren voldoende intercollegiale toetsing plaatsvindt en dat daarom in grote kantoren controle op kwaliteit niet nodig is. Voor kleine kantoren ligt dat anders, daar is van een dergelijke sociale controle geen sprake zodat daar wel controle op kwaliteit nodig zou zijn. Het zou overigens kunnen dat Mr. van der Flier dit idee alleen signaleerde. Of hij dit idee onderschrijft is niet helemaal zeker.

Nadat de sprekers aan het woord waren geweest kwam de zaal aan het woord. In de zaal waren niet of nauwelijks voorstanders te vinden van het idee van minister Donner dat van advocaten die niet procederen het verschoningsrecht moet worden afgenomen. In de hele discussie hieromheen en ook bij de deelnemers van het symposium leek toch weer het idee te bestaan dat het verschoningsrecht gekoppeld zou moeten zijn aan het procederen.

Doel van het de geheimhoudingsplicht is dat een cliënt een advocaat in vertrouwen moet kunnen nemen zonder daarmee het risico te lopen dat deze met de informatie naar de politie gaat of de informatie op straat komt te liggen. Doel van het verschoningsrecht is te voorkomen dat dit toch gebeurt als de advocaat als getuige wordt opgeroepen en daarbij misschien verplicht wordt allerlei bijzonderheden die de cliënt hem heeft toevertrouwd aan anderen mede te delen.

De mate waarin het belang van de vertrouwelijkheid een rol speelt hangt niet af van de vraag of er geprocedeerd of alleen maar geadviseerd wordt. Er zijn genoeg situaties denkbaar waarin het niet tot een procedure komt en de geheimhoudingsplicht en in het verlengde daarvan het verschoningsrecht een belangrijke rol speelt, zonder dat van misbruik van het verschoningsrecht sprake is. Daarnaast zijn er ook genoeg situaties denkbaar waarin wel geprocedeerd wordt en de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht geen of slechts een ondergeschikte rol spelen. Objectief valt er geen reden te bedenken om te zeggen dat een verschoningsrecht voor een advocaat die adviseert misbruik betekent en dat dat niet het geval zou zijn voor een advocaat die procedeert.

Het idee dat alleen advocaten die procederen een verschoningsrecht zouden moeten hebben berust derhalve op een verkeerd uitgangspunt.

Daarnaast bestaat toch ook wel de indruk dat onze huidige minister van justitie het ergens wel mooi vindt burgers te kortwieken of te “knechten”, of het nu gaat om een kind dat altijd een legitimatiebewijs bij zich moet hebben en gestraft moet worden als het legitimatiebewijs weg raakt, om een gedetineerde die genoegen moet nemen met een versoberd regime en met steeds meer medegedetineerden een cel moet delen, om een “advocaat van onvermogen nieuwe stijl” die een audit moet ondergaan of om een advocaat van wie wegens te weinig procederen het verschoningsrecht moet worden afgenomen. De overeenkomst tussen minstens twee van deze drie voorbeelden is groter dan men zo zou denken. Zowel de meerdere gedetineerden in een cel als het auditgebeuren begon met een "experiment", al dan niet "pilot" genoemd, dat in het begin "vrijwillig" was waarbij aan deelnemers bonussen in het vooruitzicht werden gesteld, om later verplicht te worden.

De houding van de Orde van Advocaten is dubbelzinnig. Aan de ene kant ziet de Orde van Advocaten wel het belang dat hiertegen weerstand moet worden geboden zoals bij het symposium duidelijk bleek. Aan de andere kant bestaat de indruk dat de Orde van Advocaten dit kortwieken ergens ook wel mooi vindt. Zo is het voorgekomen dat de overheid als voorwaarde voor een geringe verhoging van de toevoegingsvergoedingen eiste dat de Orde van Advocaten “iets aan kwaliteit” ging doen. Uit oogpunt van het opbouwen van een onderhandelingspositie tegenover de overheid, wat absoluut nodig is als het de Orde van Advocaten ernst is met het beiden van weerstand tegen, bijvoorbeeld, plannen om aan advocaten die niet voldoende procederen het verschoningsrecht af te nemen, lijkt het niet zo verstandig om, zoals Mr. van der Flier deed, al vast op voorhand te gaan zeggen dat de verplichting tot het halen van opleidingspunten zoals wij die nu hebben, nog slechts een begin zou zijn.

Na de pauze kwam aan de orde het plan om het procuraat af te schaffen.

Door deelname aan het symposium konden twee gratis opleidingspunten verdiend worden.

Een soortgelijke bijeenkomst had eerder op 28 april 2005 te Rotterdam plaatsgevonden. Voorzover bekend zijn er ook nog dergelijke bijeenkomsten geweest op 21 mei 2005 te Rhenen, 2 juni 2005 te Amsterdam en 28 juni 2005 te Emmen.

17 mei 2005

 

update 30 mei 2005