Bureaucratie in de advocatuur?


  

  Home

  Dossiers

  Links

  

 

  

 

 

Bureaucratisering en deregulering

Het kleine kantorenoverleg 2007 aflevering 2

Het volgende onderwerp was de bureaucratisering. Dit onderwerp was aangedragen door Mr. R.K. van der Brugge. Hij wees er op dat een al te grote lastendruk ten koste van de kwaliteit van de dienstverlening door een advocaat zou kunnen gaan. Mr. Unger vroeg hem welke lastendruk hij bedoelde. Bedoelde hij de lastendruk van de Orde van Advocaten of van de overheid?

Unger probeert hier een scherpe scheiding te maken tussen enerzijds bureaucratie die door de Orde van Advocaten wordt veroorzaakt en anderzijds bureaucratie waar de overheid voor verantwoordelijk is en waar de overheid voor verantwoordelijk is. Zou Unger werkelijk niet begrepen hebben welke lastendruk van der Brugge bedoelde? Of is dit een poging om bezwaren tegen de steeds verdergaande bureaucratisering af te weren? Wij zullen het maar op het laatste houden.

Een dergelijke scherpe scheiding wilde van der Brugge in ieder geval niet maken en hij wilde ook niet ingaan op details. Het is ook onzinnig om een dergelijke scherpe scheiding te maken. Bij al die bureaucratie is immers sprake van een wisselwerking tussen enerzijds de Orde van advocaten en anderzijds de overheid, dan wel andere overheidsinstellingen indien met de Orde van advocaten ook als een overheidsinstelling ziet. Zo treden bij het auditgebeuren de Orde van advocaten en de raden voor rechtsbijstand over en weer als elkaars verlengstuk op. Mr. van der Brugge noemde de verordening op de vakbekwaamheid waarover Mr. Bouma zo juist aan het woord was geweest en het WID-MOT gebeuren. Hij wees er op dat de keerzijde van al die bureaucratie is dat de tijd die de advocaat moet besteden aan al die administratieve verplichtingen ten koste gaat van de professionaliteit. De term “virtuele advocaten” kwam ter sprake. Het zou dan de kant op gaan van advocaten die formeel aan hele hoge eisen voldoen, formeel zou alles heel correct zijn, maar het imago van de advocatuur wordt daar niet beter door. Misschien zouden dergelijke advocaten onbetaalbaar worden.

Unger merkte op dat de Orde van advocaten een dereguleersysteem heeft en streeft naar minder maar betere regels.

Vervolgens kwam Mr. Ch.L. van den Puttelaar aan het woord. Volgens van den Puttelaar streeft de Orde van advocaten bewust naar een maximum aan formele kwaliteitseisen. Volgens van den Puttelaar is materiële kwaliteit moeilijk meetbaar. Volgens van den Puttelaar zijn cliënten erg afhankelijk en kunnen asielzoekers en strafcliënten niet kiezen.

Dit berust op een misverstand. Aan het einde van de vorige eeuw - de jaren 90 - was het gebruikelijk dat asielzoekers vaak van advocaat wisselden. Later werd dat minder, waarschijnlijk doordat steeds meer advocaten de asielpraktijk vaarwel zegden.

Bovendien werden aan het einde van de vorige eeuw asielzoekers meer dan wie ook omringd door allerlei hulpverleners e.d. die klaar staan, soms lijkt het zelfs of zij in de rij staan, om zich naar de advocaat toe als vertegenwoordiger van de asielzoeker op te werpen, om de belangen van de asielzoeker te behartigen als deze denkt een probleem met de advocaat te hebben e.d., wat er natuurlijk ook toe bijdroeg dat asielzoekers vaak van advocaat veranderden. Ook dit is de laatste jaren minder is geworden. Waar asielzoekers vroeger veel van advocaat veranderden blijven zij nu veel meer “plakken”, met name als zij uitgeprocedeerd zijn. Probleem is dat zij vaak geen kant op kunnen - wat niet het gevolg is van onder de maat presterende advocaten - en er bij hun advocaten op aandringen toch nog iets te proberen. Een advocaat die hiermee geconfronteerd wordt staat voor de onaangename keus de asielzoeker een boodschap te brengen die ongeveer als volgt zal overkomen: “Sorry meneer of mevrouw, het spijt mij maar U bent uitgeprocedeerd en ik kan niets meer voor U doen, zoek het verder zelf maar uit” of toch nog iets te proberen als er ook maar enige kans is dat de asielzoeker er misschien iets mee opschiet. Dat laatste leidt dan weer tot allerlei verhalen over advocaten die “valse hoop wekken” zoals Rita Verdonk, onze voormalige minister van vreemdelingenzaken en integratie, dat noemde, en kansloze procedures voeren, zogenaamd uitsluitend om de toevoegingsvergoedingen e.d. Hier wreekt zich weer de omstandigheid dat, zoals al eerder uiteengezet, de portefeullehouder vreemdelingenrecht bij de Algemene Raad altijd iemand moet zijn die zelf geen praktijkervaring op dat gebied heeft, althans zich niet als zodanig kan afficheren omdat het werk van de asieladvocaat nu eenmaal in laag aanzien staat en derhalve op een andere manier aan informatie over de gang van zaken moet komen.

Volgens van den Puttelaar zijn er mensen die vinden dat de kwaliteit onder de maat is. Dat zal ongetwijfeld het geval zijn, men hoeft de website Courtwatch en sdnl/advocadur maar te bekijken. Hadden wij iets anders verwacht?

Iemand uit de zaal bracht naar aanleiding hiervan ter sprake dat cliënten zich soms afvragen of de wederpartij wel weet wat de advocaat van de wederpartij doet. Vervolgens werd naar aanleiding hiervan gesproken over de mogelijkheid dat cliënten een mogelijkheid zouden moeten hebben om te laten toetsen wat de eigen advocaat doet. Het onderwerp was dus veranderd, want het ging nu niet meer om de advocaat van de wederpartij maar om de eigen advocaat. Het zou hierbij moeten gaan om, wat genoemd werd, een “mildere vorm” dan een klacht bij de deken, waarbij het uitgangspunt zou moeten zijn dat de cliënt van de diensten van de advocaat gebruik zou blijven maken. Mr. van der Brugge merkte naar aanleiding hiervan op dat dat zou betekenen dat er dan weer een nieuw instituut met allerlei regels zou komen. Hierbij kan worden opgemerkt dat een dergelijke voorziening er al is, althans voor de advocaten die toevoegingen behandelen. De kwaliteitsstandaard verplicht de advocaat die toevoegingen behandelt immers een interne klachtenregeling en een klachtfunctionaris te hebben. Bovendien is er de geschillencommissie.

Unger merkte op dat er een beeld was dat de Orde van advocaten van alles doet om anderen van het lijf te houden. Unger bedoelde daarmee het idee dat, als de Orde van advocaten geen maatregelen zou nemen om de advocaten te kortwieken, de politiek het wel doet en dat, bijvoorbeeld, als de Orde van advocaten geen verplicht rechtsgebiedenregister instelt, de Raad voor Rechtsbijstand het wel gaat doen. Wie bekend is met de situatie in de particuliere beveilgingsbranche en bij de particuliere recherchebureaus, zou zich hierbij wel iets kunnen voorstellen. Volgens Unger zou dit een slechte drijfveer zijn.

Het is de vraag of en in hoeverre het idee dat de Orde van advocaten allerlei maatregelen om advocaten te kortwieken zou moeten nemen omdat anders de politiek het doet, wel realistisch is en of oorzaak en gevolg hier niet worden omgedraaid. Een voorbeeld: in maart 2006 deed Unger in het openbaar, ondermeer om BNR Nieuwsradio, gespierde uitspraken over foute advocaten en over een speciaal bureau dat er zou moeten komen om “schrappingsprocedures” tegen deze foute advocaten te gaan voeren. Dit leidde ertoe dat Jan de Wit van de SP hierover vragen in de Tweede Kamer ging stellen. Dit wijst er allerminst op dat de Orde van advocaten allerlei maatregelen wel moet nemen omdat anders de politiek het wel doet. Het wijst er eerder op dat het initiatief tot allerlei maatregelen om advocaten te kortwieken en/of steeds meer administratieve verplichtingen op te leggen van de Orde van advocaten uitgaat en dat de politiek daar in voorkomende gevallen bij aanhaakt.

Iemand in de zaal twijfelde aan het nut van een derdengeldstichting voor een advocaat in dienstverlening die slechts een cliënt heeft. Mr. Unger maakte naar aanleiding daarvan een opmerking dat daar in het kader van de deregulering iets aan kon worden gedaan. Dit zegt al veel over wat wij ons van het dereguleringsstreven van de Orde van advocaten moeten voorstellen. Overigens zou er dan wel zekerheid moeten bestaan dat de desbetreffende advocaat in dienstbetrekking onder geen beding diensten verleent aan anderen dan de werkgever.

Dit alles ging over het door Mr. van der Brugge aangedragen onderwerp bureaucratisering. Het volgende onderwerp was het rechtsgebiedenregister.

29 maart 2007