Hieronder vindt u de tekst van de vier moties:
De Mrs. F. J. van Velsen; J.B. Vallenduuk en F. W.P.Wolters dienen,
zowel namens zichzelf als in hun hoedanigheid van bestuursleden van de
vereniging met volledige rechtsbevoegdheid “Belangenvereniging van
Ondernemende Advocaten (BOA) de volgende moties in.
Motie 1
De vergadering der Nederlandse Orde van Advocaten, in buitengewone zitting op 18 juli 2001 bijeen te Utrecht
overwegende
a. Blijkens het daaromtrent gestelde in haar jaarverslag over 1998
dient de Nederlandse Orde van Advocaten “niet het materiële belang van
de beroeps-groep, maar louter en alleen het algemeen belang”.
Artikel 25 van de Advocatenwet luidt
De vergadering van de Nederlandse Orde van Advocaten beraadslaagt
over de onderwerpen, die voor advocaten en rechtszoekenden van belang
zijn.
b. Artikel 26 van de Advocatenwet luidt:
De Algemene Raad en de Raden van Toezicht bevorderen een
behoorlijke uitoefening der praktijk en zijn bevoegd tot het nemen van
alle maatregelen, die daartoe kunnen bijdragen. Zij komen op voor de
belangen en zien toe op de naleving van de plichten van de advocaten
als zodanig en vervullen de taken die hun bij verordening zijn
opgedragen.
c. Zoals uit deze wetsartkelen blijkt, is de taak van de Orde niet
beperkt tot de behartiging van het algemeen belang, maar is deze
evenzeer gelegen in belangenbehartiging van de advocaten als zodanig.
d. Het sub a. bedoelde optreden van de orde, waarbij uitsluitend het
algemeen en -zelfs: uitdrukkelijk niet- het materiële belang van de
beroepsgroep wordt gediend, staat op gespannen voet met haar wettelijke
taak en plicht als beroepsorganisatie.
e. De advocaten die geheel zelfstandig of in klein verband de praktijk
uitoefenen zijn -veel sterker dan zulks voor de grote kantoren geldt -
voor de behartiging van hun belangen afhankelijk van de Orde als
beroepsorganisatie.
spreekt uit
Dat de Orde zich in haar optreden -in welke vorm ook- voortdurend mede
behoort te laten leiden door de materiële en andere gerechtvaardigde
belangen van de advocaten als zodanig en met name van hen die geheel
zelfstandig of in kleine verbanden de praktijk uitoefenen.
en gaat over tot de orde van de dag
Motie 2
De vergadering der Nederlandse Orde van Advocaten, in buitengewone zitting op 18 juli 2001 bijeen te Utrecht
overwegende
a In de organen van de Orde bestaat een ondervertegenwoordiging van
advocaten, werkzaam op de kleinere kantoren (1-5 advocaten) en zijn de
individuele beroepsbeoefenaren (alleenzitters), hoewel zij in aantal
kantoren de grootste groep vormen, daarbinnen vrijwel geheel niet
vertegenwoordigd
spreekt uit
Dat deze situatie hoogst ongewenst is en dat de Orde maatregelen dient
te treffen om te komen tot een redelijke afspiegeling van haar leden
naar kantoorgrootte gerekend, binnen haar organen.
en gaat over tot de orde van de dag.
Motie 3
De vergadering der Nederlandse Orde van Advocaten, in buitengewone zitting op 18 juli 2001 bijeen te Utrecht
overwegende
b. De Algemene raad van de Orde heeft te kennen gegeven “dat hij zich
realiseert dat hij onvoldoende weet wat er onder de kleinere kantoren
leeft
spreekt uit
Dat deze situatie hoogst ongewenst is en dat de Orde omgaand
maatregelen dient te treffen om te bewerkstelligen dat de noden en
belangen van de advocaten, werkzaam op de kleinere kantoren in alle
geledingen van de Orde bekend worden zodat daar rekening mee kan en zal
worden gehouden
en gaat over tot de orde van de dag.
Motie 4
De vergadering der Nederlandse Orde van Advocaten, in buitengewone zitting op 18 juli 2001 bijeen te Utrecht
overwegende
a. Het “twee handtekeningen-vereiste” van de boekhoudverordening 1998
werkt voor de praktijkvoering van een grote groep advocaten zeer
belemmerend en biedt, ook na de daarin per 1-9-2000 aangebrachte
wijzigingen, geen enkele bescherming tegen onjuiste aanwending van
derdengelden, zodat dit voorschrift dient te verdwijnen.
b. Naar de aard kunnen preventieve maatregelen terzake nimmer afdoende
garanties bieden, terwijl het algemeen belang dergelijke garanties
bepaaldelijk vordert.
c. De enig werkzame maatregel is gelegen in schadeloosstelling van de
gedupeerden en wel tot tenminste de bedragen die ook gelden voor de
verplichte beroepsaansprakelijkheidsverzekering .
d. Gelet op het evidente belang van de gehele beroepsgroep; de omvang
daarvan en die van de te verwachten uitkeringen, is de instelling van
een onderling waarborgfonds terzake de aangewezen weg.
spreekt uit
Dat de Orde omgaand een dergelijk waarborgfonds in het leven dient te roepen.
en gaat over tot de orde van de dag. |